In haar werkkamer op het stadhuis showt Touria Meliani (49) trots haar geel fluorescerende Nikies. ‘‘Deze doe ik ook aan voor de foto, goed?’’ Meliani is wethouder van Amsterdam met kunst en cultuur in haar portefeuille. Voor het nachtleven kwam ze lang geleden vanuit de Achterhoek naar de hoofdstad. ‘‘Het ritme van de nacht, de vrijheid, al die verschillende soorten mensen. Dat zoog me aan.’’ Nu is het aan haar om dat vrijzinnige nachtleven niet nog verder de stad uit te duwen. Al vindt ze zelf dat die verantwoordelijkheid ook nog wel ergens anders ligt.
Op zaterdag 23 februari organiseert Stichting Nachtburgemeester Amsterdam (N8BM) voor de derde keer Nacht voor de Nacht, een jaarlijks festival waar vrijwel alle Amsterdamse clubs aan deelnemen. Met een campagne en een talkshow in de vooravond trapt de stichting een periode af waarin ze strijdt tegen verdere verdringing van lokale nachtcultuur. N8BM mengt zich in de discussie rondom ruimtegebrek, maar neemt ook initiatief als gaat om oplossingen.
Die talkshow kan je aanstaande zaterdag live volgen, maar het gesprek over de Amsterdamse nacht begint vandaag in de werkkamer van de wethouder. Danst ze zelf eigenlijk nog weleens? ‘‘Veel te weinig,’’ geeft Meliani toe. ‘‘De laatste keer was op de nieuwsjaarborrel van GroenLinks.’’ Lachend: ‘‘Dat is toch net iets anders dan een nachtje dansen met je vrienden. Maar ik kom uit de kunst- en cultuursector (Meliani was directrice van Tolhuistuin en o.a. bestuurslid bij Hotmamahot red.) en heb alle soorten feesten wel een keer gezien. Ik geloof heilig in de kracht van muziek, in de kracht van nachtcultuur en van kunst.’’
‘‘In de nacht zijn mensen vrijer. De nacht heeft een compleet ander ritme, trekt een totaal ander publiek dat in een andere staat verkeert dan mensen die op zondagmiddag naar een matineevoorstelling van het Concertgebouw gaan. De nacht gaat voor mij over loslaten, en daardoor haalt het veel positieve kanten in mensen naar boven. De nacht is een plek van avontuur, van experiment. In de nacht kom je allerlei soorten mensen van verschillende achtergronden en culturen tegen die je overdag niet zo snel ziet. Die infrastructuur is essentieel voor het ontstaan van kunst.’’
Zonder dat ik er naar vraag vertelt ze me waarom ze als jonge vrouw naar Amsterdam kwam. ‘‘Ik wilde het huis uit, de nacht in. Dat heb ik voor het eerst in Enschede gedaan waar ik studeerde. Ik kom uit Winterswijk, een dorp in het meest oostelijke deel van de Achterhoek. Daar was geen nachtcultuur.’’
‘‘Ik geloof heilig in de kracht van muziek, in de kracht van nachtcultuur en van kunst’’
Nachtcultuur is voor Meliani in de eerste plaats jongerencultuur. En juist die jonge mensen moet je koesteren, vindt ze. ‘‘Dat is de volgende generatie. Mensen die nu op de dansvloer staan, bepalen straks de toekomst van Amsterdam. Ik kan daar oprecht heel blij van worden.’’
Tot zover de lofzang op de nacht. De realiteit is dat diezelfde Amsterdamse nachtcultuur krimpt en verloedert. De stad groeit razendsnel, het kapitaal bepaalt. Met name initiatieven die niet door winst worden gedreven zijn de dupe, met als meest recente voorbeeld de sluiting van vrijplaats ADM. Maar ook clubs en festivals merken de gevolgen. De School, De Marktkantine en Garage Noord sluiten binnen één tot drie jaar hun deuren, ruimte voor nieuwe initiatieven is schaars. Industriegebieden worden woongebieden, de haven schuift op en dat treft vooral de vrijplaatsen hard. Het roept de vraag op van wie de vrije ruimte eigenlijk is en met welk doel de gemeente er een toekomstige bestemming opplakt. Bouwen we nog meer dure huizen voor tweeverdieners, of zorgen we dat we de kunstenaars binnenboord houden?
‘‘Ik denk dat we een stap terug moeten’’, zegt Meliani. ‘‘Want volgens mij is er juist enorm veel aanbod. Op het gebied van festivals bijvoorbeeld, die vaak ook nog binnen no-time uitverkopen. Ik zie culturele instituten die steeds vaker door jongeren worden overgenomen. Denk bijvoorbeeld aan het Stedelijk dat af en toe ’s nachts opengaat en waar feesten worden gegeven. Wat jij zegt kan ik op dit moment niet volmondig beamen: namelijk dat er te weinig ruimte voor nieuwe initiatieven zou zijn. Maar als dit een vraag vanuit de stad is, dan moet ik daarnaar kijken. Als de stad zegt: we hebben die plekken nodig, dan vind ik dat heel belangrijk. Kunst- en cultuurinstellingen, en dus ook clubs, kunnen een gebied nieuw leven inblazen, dat is in het verleden gebleken. Probleem is alleen dat er steeds minder oppervlakte overblijft.’’
Meliani is duidelijk geïnteresseerd in mijn kritiek, maar plaatst met kennis van zaken kanttekeningen bij mijn visie op het nachtleven. En eerlijk gezegd vind ik dat wel verfrissend. Als voorbeeld noemt ze Garage Noord. ‘‘Onlangs heb ik met Shamiro van der Geld (huidige Nachtburgermeester red.) een tour door Amsterdam-Noord gemaakt. Op de NDSM zijn er een aantal plekken die we graag zouden willen behouden, maar ook Garage Noord, wat altijd een tijdelijke plek is geweest, wil graag blijven. Ik begrijp dat, want het zijn fijne locaties. Wel denk ik dat dit maar een deel van het nachtleven is. Er is een specifieke scene die bang is dat bepaalde plekken verdwijnen. Ze vragen zich af, en dat is volledig terecht: als die club dichtgaat, wat krijgen we er dan voor terug? Maar’’, voegt Meliani er nadrukkelijk aan toe: ‘‘Ik vind het belangrijk om naar de hele scene te kijken, in plaats van naar één deel. Welk aanbod is er nu? Welke initiatieven zijn er al, en welke moeten er om wat voor reden dan ook uitwijken naar andere locaties?’’
Het blijkt een stokpaardje van de nieuwe wethouder. Ze wil met de scene in gesprek, maar verlangt van diezelfde scene dat ze eerst bij zichzelf te rade gaat en kritisch is. ‘‘Als dat gebeurt komt er ruimte voor een interessant gesprek. Vindt het nachtleven van zichzelf dat het divers genoeg is? Als jij praat over nachtcultuur die in het gedrang komt vraag ik me af, welke nachtcultuur is dat dan precies? En is dat eigenlijk geen monocultuur?’’
‘‘Neem bijvoorbeeld De School. Dat is een hele bijzondere plek, maar ook een plek die bepaalde groepen uitsluit. Daarom moet je het volgens mij ook hebben over de verschillende scenes die onze nachtcultuur behelzen. Is Garage Noord voor iedereen toegankelijk, of cateren ze aan een bepaalde groep? Ik vind dat soort vraagstukken nogal belangrijk. Daarom vind ik dat die nachtcultuur in de spiegel moet kijken. Hoe inclusief is ze daadwerkelijk? Een ander voorbeeld is club AIR. Daar kan je van alles van vinden. Dat het glad of plat is, maar het is wel een club die een enorm divers publiek trekt. Diverser dan de plekken die jij net noemt.’’
Ook om die redenen vormt nachtcultuur een speerpunt op haar agenda, verzekert Meliani ons. ‘‘Maar ik wil het wel zo inrichten dat experiment en vernieuwing een prominente plek krijgen. Volgende vraag is dan, hoe blijf je vernieuwen? Wat zijn de lange termijnplannen van mensen die aanspraak op tijdelijke plekken maken? Hebben ze nagedacht over waar ze willen staan op het moment dat zo’n periode voorbij is? Dat zijn voor mij, en ook voor onze ambtenaren, essentiële vragen. Je wil talent de ruimte geven met het idee dat het zich ontwikkelt zodat ze op den duur onderdeel worden van het culturele DNA van Amsterdam of daarbuiten.’’
Ze legt het verschil tussen ‘permanente tijdelijkheid’ en adhocratie uit (het tegenovergestelde van bureaucratie), en waarom dat belangrijk is. ‘‘Als het gaat om beleid zorg je er met permanente tijdelijkheid voor dat er altijd plekken in de stad zijn waar mensen tijdelijk terecht kunnen. Dat gaat om experiment, om talentontwikkeling. Als het gaat om permanente plekken, is meer adhocratie nodig: de regelgeving op het gebied van vergunningen moet flexibeler.’’
Dat klinkt hoopvol, maar is het ook niet de taak van de gemeente om locaties voor nachtelijk experiment te faciliteren? ‘‘Nee’’, is Meliani duidelijk. ‘‘Je moet niet vergeten dat de primaire taak van de gemeente leefbaarheid van de stad is. Ik strijd voor meer kunst- en cultuur, mijn collega voor meer woningen, weer een ander voor infrastructuur en samen zoeken we de balans. Het gaat de gemeente om meerjarenplannen, om het grote plaatje. Ze wil erop kunnen vertrouwen dat jij als clubeigenaar je exploitatie voor elkaar kan boksen. Ze wil weten wat voor een soort organisatie er achter een plan zit. Als we dat weten, wordt het voor de gemeente makkelijker om ‘ja’ of ‘nee’ tegen een plan te zeggen. Er zitten risico’s aan tijdelijke locaties, het is aan de scene om die risico’s weg te nemen. Laat zien dat je die verantwoordelijkheid aan kan. De gemeente moet dat niet gaan reguleren. Het nachtleven zelf moet dat afdwingen. Laat maar weten wat je basisbehoeften zijn, welke ingrediënten je nodig hebt. Als je kan aantonen dat je daar de verantwoordelijkheid voor kan dragen kan je bij ons aankloppen.’’ Dan kritisch: ‘‘Maar die verhalen zie ik nog niet.’’
Enerzijds beaamt Meliani dat actie nodig, anderzijds wijst ze op de snel veranderende situatie in de stad. ‘‘Een aantal jaar geleden was het makkelijker om een club te beginnen op plekken waar verder niks te doen was. Die plekken zijn er tegenwoordig bijna niet meer. De stad is bedoeld om te wonen, te leven, om naar school te kunnen gaan. Er is schaarste, niet alleen voor ons als nachtcultuurliefhebbers, maar voor iedereen. Als gemeente dien je daar rekening mee te houden. We willen absoluut ruimte voor experiment en rafelranden creëren, maar omdat we met zijn allen in die beperkte ruimte iets anders willen, is het aan ons als gemeente om daar beleid voor te maken. En dan is het aan de scene om hun behoeftes beter te definiëren dan: er is niet genoeg plek.’’
''Is dat eigenlijk geen monocultuur?''
Een van de dingen die Meliani om die reden op haar programma heeft is om met zowel beleidsmakers als de cultuur- en nachtsector in gesprek te gaan. ‘‘Daarom vind ik het ook fijn om zo’n uitnodiging voor Nacht voor de Nacht te krijgen. We moeten in gesprek.’’
Ik vraag haar of die ambtenaren beseffen waar het om draait. Schatten beleidsmakers nachtcultuur op waarde? Zijn er ambtenaren die niet alleen inzetten op woningen voor tweeverdieners en grond of kantoren voor bedrijven? ‘‘Die zijn er absoluut, daar zit het probleem niet. Daar is ook beleid voor, die afspraken staan op papier. Bij nieuwbouw wordt heel duidelijk een aantal vierkante meters vrijgehouden voor bijvoorbeeld broedplaatsen. Dat staat in het Strategisch Huisvestingsplan Kunst en Cultuur, waarbij je nadenkt over het aantal stenen dat je bouwt en waarbij je een deel beschikbaar maakt voor kunst en cultuur, zonder dat je nu al weet wat dat precies gaat worden. We doen dat bijvoorbeeld bij Sloterdijk en Haven Stad waar heel veel gebouwd gaat worden.’’
‘‘Bij nachtcultuur gaat het erom dat dit een plek krijgt vóórdat men begint met bouwen. Dat het gereguleerd wordt dat je je club of initiatief op een simpele manier kan verplaatsen zodra die huizen worden gebouwd.’’ Ze noemt nogmaals Garage Noord en ook het Skatecafé. ‘‘Er was altijd de afspraak dat dit tijdelijke locaties zouden zijn. Daarom zeg ik, nu dit soort plekken zich hebben bewezen, zouden ze door moeten kunnen groeien naar andere plekken in de stad. Die infrastructuur moet beter.’’
Maar op welke gemeentelijke deur kan je kloppen wanneer je als aspirant clubeigenaar een doordacht meerjarenplan hebt? ‘‘Er moet een gemeentelijk loket komen waar je met je tijdelijke plan terecht kan. Het moet duidelijk zijn aan welke richtlijnen men moet voldoen. Een loket met ambtenaren die ook weten waar er iets mogelijk is. Nu is het vaak zo dat iemand met een plan naar een ambtenaar stapt, maar die ambtenaar heeft een bepaald beeld van hoe een situatie nu is. Tijdelijke plekken staan niet op de radar, laat staan dat die ambtenaar heeft nagedacht over hoe je zo’n gebied tijdelijk in zou kunnen richten. Dat is niet onze taak. Daarom moeten we samen nadenken over hoe we dit soort gebieden een nuttige bestemming kunnen geven. Jij kan wel zeggen: er moeten meer ambtenaren met kennis van nachtcultuur in het stadhuis, maar ik zeg: we moeten elkaar opzoeken en kennis delen. Ja, dat is een oproep inderdaad.’’
Als directrice van de Tolhuistuin werd Meliani geroemd om haar diverse en inclusieve programmering. Ze blijft er in ons gesprek op hameren dat ze daar ook als wethouder een halszaak van maakt. Ik vraag haar hoe het Amsterdamse nachtleven diverser kan worden. ‘‘Je bent wat je programmeert. Wanneer je een hiphopartiest boekt trekt dat een bepaald publiek. Heel simpel. Dat is een keuze die je in je aanbod maakt. Dat is één. Als het gaat om experiment doe je dat op een andere manier. Wanneer je mensen met compleet verschillende achtergronden en interesses wil verwelkomen, moet je zogezegd de sleutels overhandigen. Dat gaat om eigenaarschap. Je vraagt je af, welke doelgroepen bedien ik al, en welke zou ik nog willen bedienen? Als je die andere groep wil bereiken zal je een stukje van je eigen plek af moeten staan.’’
De conclusie van Meliani is dat iedereen zich aan de schaarste in de stad moet aanpassen. Kijk naar vraag en aanbod. Ben je bewust van het feit dat de stad voor iedereen iets te bieden moet hebben. Vraag je af wie er nu al worden bediend, en wie nog niet. ‘‘Zorg dat ik als wethouder weet waar de behoefte van de nachtcultuur ligt, want ik kan het niet voor jullie definiëren. Kijk in die spiegel, denk na over wat nou precies de essentie is van wat we willen? Gaat het om experiment? Gaat het om diversiteit? Om toegankelijkheid en mobiliteit? Ik ben benieuwd.’’
Hoe maken we ruimte voor nachtcultuur? Die vraag staat centraal tijdens de talkshow De Nachttafel, aanstaande zaterdag 23 februari in Radio Radio aan de vooravond van Nacht voor de Nacht. Te gast zijn Touria Meliani (wethouder kunst & cultuur), Martijn Braamhaar (directeur Bureau Broedplaatsen), Liese Kingma (Clubcommission Berlin) en Maru Asmellash (mede-oprichter The New Originals). Moderator is Eelco Couvreur (DJBroadcast), meer info hier